Toespraak bij Sneevliet-herdenking
Driehuis-Westerveld, 12 april 2015
Toen april 1942 de leiding
van het MLL-front terecht stond ontbrak er een. Trien de Haan-Zwagerman.
Vrouwen werden in die tijd nog niet gefusilleerd. Samen met Mien Sneevliet,
Jannie Schriefer en Jeltje Witteveen zat Trien gevangen in Amsterdam en later
in Scheveningen. In de zomer van 1942 werden de vier op transport gesteld naar
Duitsland en kwamen zij uiteindelijk in concentratiekamp Ravensbrück terecht.
Lichamelijk broos maar geestelijk ongebroken kwam Trien na de bevrijding via
Zweden terug in Nederland. Ze leefde nog ruim veertig jaar en overleed in 1986
op 94-jarige leeftijd.
Trien was mijn oudtante,
de zus van mijn oma, of beter gezegd mijn stiefoma want Neeltje was de tweede
moeder van mijn vader. Ik heb Trien nog goed gekend. Zij was de tante van het
gebroken geweertje, van de PSP, van het geheven vingertje als de politieke
ontwikkelingen niet gingen zoals zij wilde. Een lieve sociale vrouw met veel
levenswijsheid en mensenkennis.
Trien, Noord-Hollands voor
Trijntje, werd in 1891 als jongste van
een arm landarbeidersgezin geboren in Hauwert, een lintdorpje in West-Friesland
even ten noorden van Hoorn. Een dorpje waar het Hervormde geloof niet al te
streng werd beleden. Aan een sociaal betrokken dominee en hoofdonderwijzer was
het te danken dat de allerarmsten het langzaam beter kregen.
Trien zou die verheffing
nooit vergeten. Ze wilde graag doorleren na de lagere school, maar dat was
alleen weggelegd voor haar broer. Gelukkig kreeg ze af en toe bijles van de
dominee.
Rond 1912 leerde ze een
Friese jongeman kennen. Waarschijnlijk was dat op de kermis, hèt jaarfeest dat
tevens als vrijersmarkt gold. Bart de Haan was afkomstig uit De Knipe, de
vuurrode streek vanwaaruit Domela Nieuwenhuis indertijd in de Tweede Kamer werd
gekozen. In de huiskamer van het gezin de Haan hing ook jaren een portret van
Domela. Vader Jan zou tot aan zijn dood een fervent anarchist blijven.
Na de huwelijksinzegening
in Hauwert vertrok het paar naar Leeuwarden. Bart had daar een baan gevonden
als stoommachinist bij de plaatselijke meelfabriek. Daar maakte Trien kennis
met het socialisme. In 1919 ontmoetten zij Henk Sneevliet, tijdens een bijeenkomst
van de lokale afdeling van de linkse vakbond NAS. Bart zat in de organisatie en later hebben ze
thuis met Sneevliet nog uitgebreid doorgediscussieerd.
Bart had, als
anarchistisch socialist, aanvankelijk zijn reserves over Sneevliet. Trien was
vanaf het begin begeesterd door hem. Ze bewonderde zijn spreektalent, zijn
intellectuele bagage en zijn onverwoestbare bekommering om het lot van de
arbeiders en werklozen. Algauw zou Trien in zijn voetsporen treden. Het gezin
was inmiddels verhuisd naar Hoorn, waar een tweede dochter werd geboren.
Eind jaren twintig, bij de
oprichting van de RSP, werden Trien en Bart actief. Bart vooral via het PAS, de
plaatstelijk vakfederatie. Trien werd lid van het hoofdbestuur van de RSP, en
kort daarop ook van de NAS Vrouwenbond. Veelvuldig schreef ze stukken in De
Baanbreker, De Vrouwenkrant en De Arbeid.
Zij werd een van de belangrijkste
spreeksters die namens de partij het 'vrouwenthema' behandelde op bijeenkomsten,
1-meivieringen en bij stakingen. Ook op de vrouw rustte immers een
revolutionaire taak, als moeder, werkende, spil van het gezin en kameraad van
de echtgenoot. Trien was een fel propagandiste van de gelijke positie van
vrouwen.
In de jaren dertig groeide
Trien uit tot een van de vertrouwelingen van Sneevliet. Toen na de verkiezingen
van 1937 de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij haar enige kamerzetel verloor en in een diepe
impasse terechtkwam, werd Trien eropuit gestuurd om in het rayon Noord-Nederland
de leden op te peppen.
Ook stond Trien geregeld
op de barricaden. In 1936 leidde ze twee weken lang een grote staking in de
werkverschaffing in de Wieringermeer, de nieuwe polder in de kop van Noord-Holland
waar veel werklozen te werk waren gesteld.
Naast het politieke werk
was Trien nog op een ander terrein actief. Als voorvechtster van het
Nieuw-Malthusianisme opende ze in 1933 een consultatiebureau voor
geboorteregeling en seksuele voorlichting in Hoorn. Sneevliet moest overigens
weinig van het nieuw-malthusianisme hebben. Daar trok Trien op haar beurt zich
weer weinig van aan.
Al snel zat ze in het
hoofdbestuur van de Nieuw-Malthusiaanse Bond en na de oorlog van de NVSH. Tot
1962 zou ze het bureau bemannen. Haar laatste politieke daad van formaat was
het oprichten van een lokale PSP-afdeling. 'De P kan niet zonder de S en de S
niet zonder de P.', ze ze altijd
Een selfmade
arbeidersvrouw met een ijzeren idealisme en een groot hart, dat was Trien.
Bijzonder is het dan ook dat zij tot op de dag van vandaag in alle publicaties,
over Sneevliet, de RSP, RSAP en NAS nauwelijks wordt genoemd. Het revolutionair
socialisme in de jaren dertig was echter niet bij uitstek een
mannengeschiedenis.
Aan de vrouwengeschiedenis
hoop ik binnen niet al te lange tijd een nieuw hoofdstuk toe te voegen. Ik ben
bezig met een biografie van het uiterst boeiende leven van Trien, die naar
verwachting in 2017 verschijnt.
Net als Sneevliet en veel
andere revolutionairen was Trien een poëzieliefhebber. En ze schreef ook zelf
gedichten. Vooral in zware tijden, zoals in Ravensbrück. Graag besluit ik met
een gedicht dat ze in het kamp schreef:
Appèl-gedachten
Onder de
blauwe hemel
Bouwt de
mens een kluis
Ze
stoppen daar de vrijheid in
En dragen
't eigen kruis.
Het kruis
is zwaar te dragen
en
moeilijk is 't gaan
Zodat bij
velen voor 't einde
de
kruisen op de graven staan.
Onder de
blauwe hemel
Lopen
vrouwen zij aan zij
In hun
nare triestigheid
In een
grauw kleedij.
Duizend,
duizenden van vrouwen
staren
star en stom
Naar die
hoge, blauwe hemel
Met de
vraag: waarom, waarom.
Moeders
wenend om haar kind'ren
Vrouwen
treurend om de man
Jonge
meisjes murw geslagen
Kunnen 't
leven niet meer an.
't
Lichaam overdekt met wonden
Uitgemergeld,
uitgeteerd.
Droeve,
moede, vragende ogen
Van
harteleed, de ziel bezeerd.
Vrouwen
vleugellam geslagen
Waag een
blik toch naar omhoog
Tracht uw
zielesmart te dragen
Naar die
wijde hemelboog.
Komt reiken
we elkaar de handen
Samen
zoeken naar 't kwaad
Samen
lijden, samen strijden
't Samen
willen door de daad!
Dan
bouwen wij een woning
Waar 't
zonnelicht in speelt
waar
alles juicht en jubelt
't Windje
zingt en streelt.
Daar zien
we de bloemen bloeien
En 't
rijpend golvend graan
Daar
leren mensenkinderen
De zin
van 't leven te verstaan.
Daar
luisteren we naar de zachte accoorden
van 't
komend jonge morgengloren
Zacht,
zwellend juichend uit:
De mens
is als opnieuw geboren.