(Column voor Natuurlijkreizen.nl)
Jaren terug, toen wij nog een famille à deux waren, boekten mijn vrouw en ik een fly&drive naar Lissabon. Het was begin mei, lekker weer en wij besloten twee weken lang met ons leenautootje rond te trekken en her en der ons tentje op te zetten. De campings waren net open. Dat heeft als voordeel dat alles mooi aangeharkt en in de verf staat, en het sanitair nog redelijk schoon is. Op sommige plekken waren we zelfs de enige gasten.
Toen wij bij een aanpalend restaurantje wilden eten, was de eetzaal volledig uitgestorven. ‘Serveer ons maar in het café hiernaast,’ zeiden we. Daar zat namelijk het halve dorp naar Sesamstraat en Europacupvoetbal te kijken. Zo werd het toch nog reuze gezellig, helemaal toen een nieuwe fles vinho verde op tafel kwam.
Regelmatig trokken we er met de rugzak op uit in het prachtige binnenland. Op een ochtend liepen we een dorpje binnen, waar een aantal marktkramen stonden. Uit een daarvan schalde oorverdovend hele foute popmuziek, van Demis Roussos of een andere crisisartiest. Ik stond wat in de bakken te vlooien en vond een cassette van Amalia Rodrigues, koningin van de fadomuziek. Ik gaf hem aan de verkoper met het verzoek om daar een stukje van te luisteren. Even later schalde Uma casa portuguesa door de straten. Iedereen keek verschrikt op. Moet dat nou?
Ja, dat moest. En nu helemaal, want de fado is onlangs door de Unesco tot werelderfgoed verklaart. Zolang de Portugese Halbe Zijlstra niet met de zeis door de cultuur hauwt, zal het lied van weemoed en verlangen overal gezongen en gehoord worden. Ben benieuwd of de Duitse schlager binnenkort ook als kunst wordt geadopteerd. En dan kan het Jordanese levenslied natuurlijk niet achterblijven. ‘Een pikketanussie gaat er altijd in’, zullen we in koor zingen. Gek, ik moet opeens aan paters en broeders denken...