De wonderlijke rechtswereld in Alkmaar (2)

De tweede ’kennismaking’ met de wonderlijke rechtswereld van de rechtbank Alkmaar gaat over een ingezonden brief die ik samen met Liesbeth Hinkema, huurder en eveneens lid van woningbouwvereniging Beter Wonen, schreef in de lokale Wieringer Courant.

Het bestuur van woningbouwvereniging Beter Wonen spant in de zomer van 2011 een kort geding aan tegen Liesbeth en mij. In een ingezonden brief reageren wij kritisch op een rectificatie die de Wieringer Courant op last van het bestuur van BW heeft geplaatst. Ons inziens staat die rectificatie bol van de onjuistheden. 

In onze brief doen wij een boekje open over de misstanden bij BW, zoals de vreemde gang van zaken op de ledenvergadering, de hoge aankoopprijs van een stuk grond, het niet openbaar maken van een forensisch rapport en de hoge kosten voor een inleenkracht die al tien jaar bij BW werkt.

Het bestuur eist een verbod om in woord en geschrift in de publiciteit te treden met onjuiste beschadigende uitlatingen, suggesties en beschuldigingen.
De rechter, mr. H. Warnink, wijst op 1 september 2011 de vordering af. Een overwinning van het recht op vrije meningsuiting… maar wel op het nippertje, zoals blijkt bij nadere bestudering van de uitspraak. 

Analyse

1. Interessant is waarom ook deze zaak in kort geding werd behandeld. In een kort geding geldt namelijk geen bewijsrecht, terwijl het in deze zaak juist wèl draait om bewijzen. In hoeverre hebben wij als de briefschrijvers wel of geen onjuistheden geschreven? Ook bestaat er in deze zaak geen spoedeisend belang. De brief is een reactie op een stuk van het bestuur in dezelfde krant. Voor een vervolgpublicatie van onze kant bestaat vooralsnog geen aanleiding.
Conclusie: de voorzieningenrechter had deze zaak dus moeten verwijzen naar een bodemprocedure.

2.
In de overweging bij de conclusie stelt de rechter:

'Lankester c.s hebben in hun ingezonden brief op een aantal onderdelen zaken te scherp aangezet of overdreven, Op een enkel punt is de tekst ook onjuist. Bovendien hebben Lankester c.s. door het uiten van vele negatieve waardeoordelen over de gang van zaken binnen Beter Wonen een sfeer van verdachtmaking rondom Beter Wonen gecreëerd. De voorzieningenrechter acht dit laatste onheus tegen Beter Wonen c.s. Alle overziende acht de voorzieningenrechter de uitlatingen van Lankester c.s. - mede gelet op de samenhang met de overige publicaties de uitlatingen niet dusdanig ernstig zijn dat nu al grond bestaat voor toewijzing van de ingestelde vorderingen. Lankester c.s. moeten wel beseffen dat als zij voortgaan op, wanneer zijn  voortgaan met het doen van publieke uitlatingen als de onderhavige, de balans naar de andere zijde kan doorslaan, met alle gevolgen van dien.

Wat het meest opvalt in deze passage is dat, als wij waren doorgegaan op dezelfde weg, het oordeel weleens anders zou kunnen uitpakken. Een uiterst wonderlijke passage: binnen de wet is binnen de wet, zou je zeggen, dus bij het voortgaan op dezelfde weg zouden wij weer moeten worden vrijgesproken. 
Conclusie: de rechter deelt hier een waarschuwing uit die als een (toekomstige) beperking van de vrijheid van meningsuiting kan worden uitgelegd. Ook de woorden ’niet dusdanig ernstig zijn dat nu al’ klinken als een schot voor de boeg.

3. De conclusie van de rechter gaat uitsluitend over de brief van Lankester c.s., niet over de ’rectificatie’ van het bestuur van Beter Wonen waarop onze brief een reactie was.
Conclusie: waarom werden Lankester c.s. al op voorhand aangesproken op hun ingezonden brief en het bestuur van Beter Wonen niet op zijn rectificatie?

4. De rechter rept van een enkele onjuistheid. Waarom niet de formulering  ’op een enkel punt na geen onjuistheden’ gebruikt? Wij konden namelijk alle punten met bewijzen ondersteunen.

5. De rechter rekent het Lankester c.s. aan dat zij negatieve waardeoordelen hanteren en zo een sfeer van verdachtmakingen creëren. Sinds wanneer mag je als briefschrijver geen negatieve waardeoordelen hebben? En waarom creëer je met waardeoordelen meteen verdachtmakingen? De rechter gaat er gemakshalve aan voorbij dat er verschillende rapporten zijn gemaakt die over nogal wat misstanden gaan. Het eerste rapport is door de RvT gepubliceerd en liegt er niet om. Het vervolgrapport is (nog steeds) niet boven tafel.
Conclusie: de rechter knoopt een aantal zaken aan elkaar – negatieve waardeoordelen met verdachtmakingen – en rekent dat vervolgens de briefschrijvers aan. Kennelijk is het niet genoeg voor laster of smaad, maar wel voor een ’berisping’. Dit in combinatie met het onder 2. gestelde maakt dat hier sprake lijkt van een 'gele kaart’.


*             *               *

Was dit de gele kaart die in 2012 werd omgezet in een rode kaart, toen ik veroordeeld werd voor een serie blogartikelen over Beter Wonen, met als rechter opnieuw mr. A.H. Schotman? Meer daarover in een van de volgende afleveringen over de wonderlijke rechtswereld in Alkmaar.







De wonderlijke rechtswereld in Alkmaar (1)

Analyse van een aantal hoogst merkwaardige beslissingen door de rechtbank Alkmaar.  Is het toeval of is er een verband? Waarom werd er vlak voor een zitting van rechter gewisseld? En wie is de mysterieuze griffier die er al jaren schijnt te werken maar nergens op internet traceerbaar is?

In de afgelopen vier jaar heb ik verschillende keren voor Alkmaarse rechters gestaan. Alleen als blogschrijver, samen met een medebriefschrijver èn met collega-toezichthouders van woningbouwvereniging Beter Wonen in Hippolytushoef. De ene wonderlijke uitspraak na de andere vloeide er uit de rechterlijke pen. Op één uitzondering na trokken we steeds aan het kortste eind. En die ene overwinning die we boekten was ook maar op het nippertje.

Ik dacht even dat het aan mijn perceptie lag. Maar gelukkig vond het hof in Amsterdam ook tot twee keer toe dat er niets deugde van wat ze in Alkmaar hadden gefabriceerd. Twee belangrijke uitspraken werden finaal doormidden gezaagd en naar de papierversnipperaar verwezen.


Voor de aanloop naar en het verloop van de rechtszaken 
zie elders op deze blog, onder de rubriek 'Beter Wonen'

Eén uitspraak ligt nog steeds op tafel. Die spant de kroon, want daarin ging mr. A.H. Schotman, hoofd van de afdeling civiel recht, volstrekt buiten het rechtsboekje. En juist die uitspraak bleek een desastreuze werking te hebben voor de oud-Rvt van Beter Wonen.


Uitspraak 26 februari 2010 -  zaak en rolnr. 116259/KG ZA 09-490 rechter: mr. A.H. Schotman

Ter inleiding
Op 4 januari 2010 daagt het bestuur van Beter Wonen de toenmalige raad van toezicht bij verrassing voor een kort geding.  Het bestuur verzoekt de voorzieningenrechter om de door de RvT ingestelde schorsing van de bestuursvoorzitter ongedaan te maken èn beide partijen te verplichten tot mediation, zoals is verzocht door de Algemene Ledenvergadering van Beter Wonen op 18 december 2009 (wat bij nader inzien niet waar bleek!).


Beide partijen gaan ter zitting akkoord. De rechter wordt verzocht een onafhankelijke bemiddelaar aan te wijzen. In de weken na de zitting treedt een complicerende factor op. Er ligt een kritisch onderzoeksrapport over o.a. het handelen van twee bestuurders. De RvT vindt dat mediation voorlopig geen optie is omdat er eerst een vervolgonderzoek moet komen. Ook is zij met het ministerie van VROM van mening dat de twee betreffende bestuurders tijdelijk moeten terugtreden.

Die weigeren dat en worden daarin gesteund door de derde bestuurder. Het bestuur wil ook geen rekenschap afleggen aan de RvT over het rapport. De derde bestuurder gaat bovendien al op eigen houtje een vervolgonderzoek opstarten, buiten medeweten van RvT en VROM. De RvT besluit op basis van al deze nieuwe feiten het hele bestuur te schorsen. Dus de voorzitter voor de tweede keer, maar wel op heel andere gronden.

Analyse
1. Aan de lengte van de uitspraak valt op te maken dat deze zaak veel te ingewikkeld is voor een kort geding. Om een goed oordeel te kunnen geven is ook bewijslast nodig. Mr. Schotman had de zaak moeten verwijzen naar de bodemrechter. Dat had ook in tweede instantie gekund, bij de tweede zitting.
Waarom heeft mr. Schotman deze zaak die zich niet leende voor een kort geding, toch in behandeling genomen?

2. Op 19 februari 2010 vindt een vervolgzitting plaats. Het bestuur komt  met een gewijzigde vordering(!), namelijk vernietiging van de schorsing van het gehele bestuur. De RvT vraagt de rechtbank deze gewijzigde vordering af te wijzen. Wat schrijft mr. Schotman over deze eis: 'De gewijzigde eis is van de soort die in kort geding niet kan worden toegewezen.’ 
Waarom wijst mr. Schotman deze eis dan toch toe en willigt hij hem met de beslissing ook nog eens in?

3. De rechtbank stelt op 26 februari 2010 het bestuur in het gelijk. De schorsing van het gehele bestuur wordt opgeheven, met dien verstande dat de twee in opspraak geraakte bestuurders zich niet mogen bemoeien met het vervolgonderzoek.
Opvallende zin bij de gronden: 'De rechter oordeelt dat het feit dat de RvT het bestuur tijdelijk overneemt, eens te meer een aanwijzing is dat zij niet uit is geweest op voorzichtigheid.'
Eens te meer? In de twee verschillende schorsingen met verschillende gronden ziet mr. Schotman kennelijk een trend. Bovendien miskent de rechter dat een tijdelijke bestuursovername door de RvT volgens de statuten van BW gewoon mogelijk is.
Conclusie: mr. Schotman besliste over een geheel andere schorsing dan in de oorspronkelijke dagvaarding werd bestreden. Hij treedt als het ware 'buiten het geding'.

4. Mr. Schotman gaat uitgebreid in op de inhoud van het onderzoeksrapport. Echter, het rapport was helemaal geen processtuk!

5. De beslissing van de rechter is een heel bijzondere. De bestuurders mogen gewoon doorbesturen, maar de twee in het rapport genoemde bestuurders mogen zich niet bemoeien met het vervolgonderzoek. Vreemd. Het ging toch o.a. over een ABC-constructie? Dat houdt in dat de woningbouwvereniging wellicht te veel had betaald voor een stuk grond, waarbij de vraag rees wie daarvan profijt had gehad. Normaliter word je als eindverantwoordelijke dan op z'n minst op non-actief gesteld. Je laat een van diefstal verdachte caissière ook niet meer in de winkel toe totdat haar onschuld is bewezen.
Conclusie: de rechter zag volstrekt niet de ernst van de situatie in. 

Slotsom
Mr. A.H. Schotman nam een zaak in behandeling genomen die zich absoluut niet leende voor een kort geding, gezien de noodzaak tot bewijslast. Hij liet een gewijzigde vordering toe die hij naar eigen zeggen had moeten afwijzen. Hij trad daarmee buiten het geding. Het was dus uiteindelijk niet de RvT die lichtvaardig optrad, maar mr. Schotman zelf.  
In een van mijn ontmoetingen met mr. Schotman zei deze dat ik mij vrijelijk een oordeel mag vormen over rechterlijke beslissingen. Bij dezen dus. 

*                   *                  *

Deze eerste 'wonderlijke’ beslissing uit Alkmaar had grote gevolgen. Zowel het ministerie als het CFV schaarde zich achter deze voorlopige voorziening. Het bestuur mocht doorbesturen en dat merkte de RvT na haar aftreden, op 5 maart 2010, maar al te goed.





Oud-RvT verslaat bestuur Beter Wonen. Hoe nu verder?

Wat een prachtig vonnis stond er vandaag op de mail!
De rechtbank in Amsterdam heeft in hoger beroep de oud-Raad van Toezicht op alle fronten gelijk gegeven in haar strijd tegen woningbouwvereniging Beter Wonen op Wieringen, met als inzet betaling van kosten en uren. Het verweer van Beter Wonen klopte van geen meter. Wij hadden ons huiswerk juist goed gedaan.

De rechtbank onderstreepte dat de RvT een zelfstandig orgaan is dat in vrijheid en onafhankelijkheid haar werk moet doen. Daarbij hoort dat de raad eigen adviseurs mag inhuren. Ook is het houden van toezicht een serieuze bezigheid waarvoor een redelijke honorering gevraagd mag worden. Zo staat het trouwens ook in het Huishoudelijk Reglement. Kennelijk las het bestuur daar ook na vier jaar nog overheen.

Behalve financiële genoegdoening – het gaat wel even over een ton! – is deze uitspraak een rehabilitatie van ons als toezichthouders. Lang heeft het verhaal rondgezongen dat we graaiers waren, die uit waren op een overname van het bestuur en van de vereniging een stichting wilden maken. Door die beeldvorming, ook vrijelijk uitgevent in de media, werd de aandacht keurig afgeleid van de problemen waar Beter Wonen voor stond. En nog steeds staat! Gelukkig concludeerde de rechtbank terecht dat nergens is gebleken dat wij onze taak onzorgvuldig of onbehoorlijk hadden uitgeoefend.

Vier jaar lang hebben we gestreden, grotendeels alleen, op een handjevol leden, familie en vrienden na. Het ministerie deed niets, de accountant hield zijn mond en de nieuwe raad van toezicht en nieuwe bestuursleden wilden alleen maar 'vooruitkijken'. Dat hun aanstelling niet volgens onafhankelijke procedures is verlopen, is hieruit goed te begrijpen.

'Gaat er nu eindelijk ook wat bij Beter Wonen veranderen?' vroeg een felicitant mij. Ik zou het van harte toejuichen. Laat om te beginnen maar eens het forensisch onderzoeksrapport openbaar worden gemaakt. De leden hebben het nooit gekregen. Het flutterige samenvattinkje roept alleen maar meer vragen op. Het woord is aan de leden, zou je zeggen. Maar hoe groot is het zelfreinigend vermogen van deze vereniging?

Wat mij betreft, en ik niet alleen, moet er volledige opening van zaken worden gegeven. En alles wat nog niet onderzocht is, daarin meenemen. De leden en de samenleving hebben er recht op te weten waarom nooit grote opdrachten openbaar werd aanbesteed. En waarom door opeenvolgende bestuurders en onder het oog van toezichthouders miljoenen zijn verkwanseld. Waar die naartoe gingen? De vraag stellen is één, hem beantwoorden twee en het afrekenen daarop drie.

Het vonnis is hier te downloaden.