[Gedicht: Crux-la-ville]

Crux-la-ville

De kerkklok slaat tien lome slagen.
Duiven begeleiden de tijd 
naar een volgend uur.
De verlaten dichter, zonder verzen 
maar vol bon môts,
loopt het grintpad op en neer.
Z'n ribbruine jasje met verzakte zakken
verhaalt van bruiloften en braderieën.

Een meisje in een lichtblauwe blouse
hijst zich met haar fiets omhoog.
Jij bent de toekomst, 
wordt haar telkens verteld,
en houdt de slaapvlam straks brandend.

De kerkklok slaat elf.
De gele auto van La Poste
bezorgt een brief of wat.
Berichten van de mensheid
die geen weet heeft van wat zich
hier niet afspeelt.








[gedicht: Lichtsprong]




Lichtsprong

De kalender slaat z’n slag
van minuten naar kwartieren.
Vanwaar de haast nu de winter versnelt
waagijs langs witte oevers kronkelt
de zon in maagdenkleed zich hult.
Laten we januaridagen lengen met een lied
over rijp die in zilvertouw langs bomen vouwt,
merels die kleumend schuilen in verlate bessenstruiken
sneeuw die de plooien strijkt van ruw gelaten land.
In de sprong van tijd lees ik
na half zes nog daglicht
en schrijf ik woorden die schemeren
in taal naar jou.