Redding


Arnold kan elk moment komen. Dan gaan ze rijden. Hij wilde nog één keer de alpenkraai zien. Ik doe de koffers wel, had ze gezegd.
De hele week was hij op pad geweest met zijn verrekijker. Ga toch mee, zei hij telkens. Maar ze vond er geen zak aan. Dan moest ze steeds stilstaan. Ze kon niet eens een merel van een spreeuw onderscheiden. Ga jij maar, zei ze, ik red me wel.
Heinz was haar redding. Gistermiddag, na het derde glas zoete witte wijn, gebaarde ze hem mee te komen. Uit het zicht van het overige hotelpersoneel slopen ze naar de slaapkamer. Zij kleedde zich uit en beval hem hetzelfde te doen.
Daarna deed ze het groene schort weer over zijn hoofd. Ze strikte het achterom vast, ging met haar hand eronder en voelde hoe het groeide. Ze knielde op het bed, met haar brede billen naar hem toe en verzuchtte: 'O Vögelein, mach mich froh.'

(opgenomen in het 'Verkade-project', fictieve verhalen bij anonieme foto's)