[gedicht: Lichtsprong]




Lichtsprong

De kalender slaat z’n slag
van minuten naar kwartieren.
Vanwaar de haast nu de winter versnelt
waagijs langs witte oevers kronkelt
de zon in maagdenkleed zich hult.
Laten we januaridagen lengen met een lied
over rijp die in zilvertouw langs bomen vouwt,
merels die kleumend schuilen in verlate bessenstruiken
sneeuw die de plooien strijkt van ruw gelaten land.
In de sprong van tijd lees ik
na half zes nog daglicht
en schrijf ik woorden die schemeren
in taal naar jou.