Hypotheekloos

UPDATE zomer 2018.
Inmiddels is mij alsnog een hypotheek verstrekt. Door tussenkomst van de Raad van Bestuur!
Soms moet je het ff hogerop zoeken. Waar mensen gewoon weer met de poten op tafel zitten.

*****************************************************************************


Zojuist een klachtbrief naar mijn – letterlijk, want de NL Staat is voor bijna 2/3 eigenaar – huisbank ABN AMRO gestuurd in verband met de weigering van een hypotheek.
Reden 1. Mijn ‘inkomen' is te laag. Pas als ik over 5 jaar met pensioen ben, heb ik een regulier inkomen op basis waarvan ik een hypotheek kan nemen.
Huh? Het zelf opgebouwde praepensioen waar ik grotendeels en redelijk onbekommerd van leef, wordt niet gezien als inkomen. Ik heb aangeboden om de hypotheekrente tot aan mijn pensioen in één keer te storten. En omdat het hypotheekbedrag ruim onder de executiewaarde ligt, is het bankrisico precies 0,0. Deze oplossing gaat ver buiten de gebaande paadjes en accepteren ze niet. Maatwerk bij de ondernemendste bank van NL, kom er maar eens om.
Reden 2. In het verleden (2013) is er tijdelijk beslag op mijn woning gelegd. Daarmee kleeft er een extra risico aan mij.
Dat beslag is ooit gelegd door het corrupte bestuur van woningbouwvereniging Beter Wonen te Hippolytushoef, waarmee ik als ex-toezichthouder juridisch in de clinch lag. De rechtszaak is uiteindelijk glansrijk door mij gewonnen en alle beslagkosten zijn terugbetaald. Maar de bank vindt het allemaal nog steeds eng. Dat krijg je, als corruptie en wanbestuur de vrije hand krijgen van het ministerie. 
Overigens heb ik nog duizenden euro’s te goed van Beter Wonen. Die ga ik binnenkort via de rechter ophalen en dan zal de rekening uiteraard substantieel worden opgehoogd. Ben benieuwd of het nieuwe corporatiebestuur dit bedrag dan gaat verhalen op de inmiddels vertrokken boeven.

Waarom ik niet meer stem (5/slot)

Het probleem van de onbetrouwbare overheid kan niet los worden gezien van de wijze waarop na het invullen van de stembriefjes met het kiezersmandaat wordt omgesprongen. 
Neem de totstandkoming van het huidige kabinet Rutte-Samsom. Twee partijen die elkaars tegenpolen waren, timmerden aan de keukentafel een coalitie in elkaar. 'De kiezer heeft het zo gewild,' was de uitleg. Huh? Kiezers kiezen geen coalities. De VVD had meteen gezien dat er over rechts geen meerderheid mogelijk was en stak gretig de hand uit naar de PvdA. Die wilde na jaren van oppositie zo graag regeren dat, al dan niet bewust, werd genegeerd dat er over links wel een alternatief was. Wat in het buitenland doorgaans onbestaanbaar is, twee ideologische tegenpolen die elkaar meteen na de stembusuitslag de hand reiken, werd hier als zoete koek verkocht en geslikt.
Ook in mijn gemeente Hollands Kroon was zo'n staaltje van kiezersverlakkerij te zien. Twee anti-establishmentpartijen wonnen de laatste gemeenteraadsverkiezingen maar gingen daarna gewoon in zee met de gevestigde partijen (PVDA, CDA, VVD) die ze in de campagne nog verketterd hadden. Sterker nog: ze kozen zelfs een formateur van VVD-huize om de coalitie op te tuigen.
Wat is een overheidsbestel nog waard als de publieke zaak wordt vertegenwoordigd door windvanen, carrièremakers en meelopers? Wat hebben we aan bestuurders die goed voor zich zelf zorgen maar bij de minste of geringste tegenspoed duiken en na ontmaskering de 'sorry-kaart' spelen? Wat is mijn stem nog waard die ik eens in de vier jaar mag uitbrengen? 
Zelf stemde ik in de tijd van Femke Halsema op GroenLinks. Tot mijn afgrijzen ging die partij in 2011 akkoord met de missie in Kunduz en hielp zij zo een notabene door de PVV gedoogd kabinet-Rutte aan een meerderheid. Een besluit dat inhoudelijk en politiek zo haaks stond op de principes en traditie van Groen Links - de pacifisten van de PSP behoorden immers tot de founding fathers and mothers van de partij – dat ik mijn stem niet meer aan deze partij geef.
Moet de kiezer zich tevreden stellen met het feit dat zijn invloed op het overheidsbeleid minimaal is? Critici zoeken de oplossingen in het referendum. Maar ook dat is een momentopname, waarbij een heikele knoop wordt doorgehakt maar het systeem niet wezenlijk democratischer wordt. Als er al gevolg wordt gegeven aan de uitslag ervan. Bovendien is het lastig zo niet onmogelijk om een ingewikkeld probleem in één referendumvraag te formuleren
De burgertopbijeenkomsten die David van Reybroeck bedacht, de G1000, zijn een manmoedige poging om burgerparticipatie en directe invloed op het publieke bestuur te vergroten. Het zijn bijeenkomsten waarbij belangrijke onderwerpen misschien wel op de kaart worden gezet maar die voor uitvoering afhankelijk zijn van de gemeenteraad, het traditionele systeem dus. Het is hooguit een aanvulling op en geen wezenlijke verandering van een slecht functionerend stelsel.
Nu ik niet meer stem, behoor ik tot een groep van ongeveer drie miljoen kiesgerechtigden. Die hebben allemaal hun eigen reden om niet te stemmen. Of zelfs dat niet. Maar zijn zij onwetend, laks, dwars, ongeïnteresseerd, onmaatschappelijk, onverantwoordelijk? Hoe serieus neemt men deze heterogene groep en dus ook mij nog? Een columnist van een grote landelijke krant twitterde mij: 'Wie niet stemt, is af.' Dus een kwart van de stemgerechtigden die niet stemt telt niet meer mee? Alsof het onze schuld is dat het systeem niet functioneert.


*                    *                    *

In een hopelijk te begrijpen betoog heb ik proberen uit te leggen waarom ik niet meer stem. Maar als je A zegt moet je ook B zeggen, vind ik altijd. Dus heb ik mijzelf de vraag gesteld: Wat stel jij, Bart Lankester, dan voor? Hoe moet het verder met de democratie in deze samenleving, met de positie van de burgers en de rol van het bestuur als in jouw ogen de parlementaire democratie zijn langste tijd heeft gehad? Wat stel je daarvoor in de plaats?
Op die vraag zal ik proberen een begin van een antwoord te formuleren, onder de kop 'Naar een permanente democratie’. Maar ik zeg er meteen bij, in navolging van mijn wijze oudtante Trien, die het ook weer van Multatuli had: 'Ik weet veel niet.' Aan die uitspraak kunnen veel politici en bestuurders nog een punt zuigen.


Waarom ik niet meer stem (4)

Hoe kun je je stem geven aan een systeem dat je niet meer vertrouwt? Ja, kun je tegenwerpen, dit zijn toch incidenten van individuele bestuurders? Het gros van bestuurders en volksvertegenwoordigers heeft het toch goed voor met de publieke zaak? Maar dat is wat ingewijden uit de beschreven cases me nu juist vertellen: het zijn geen incidenten. Het heeft veel en nog meer weg van een patroon dat er ingesleten is, gaandeweg of misschien al vanaf het begin dat de parlementaire democratie het hart van ons politieke stelsel werd. Kijk alleen maar eens naar de stroom van integriteitsproblemen bij het ministerie van justitie en de vele koppen die daar de afgelopen tijd moesten rollen.
Dat de onbetrouwbare overheid niet van vandaag of gisteren dateert, is te illustreren aan de hand van talrijke historische voorbeelden. Neem 'vadertje' Drees, die begin jaren vijftig een kritisch rapport over de politionele acties in Indonesië in de doofpot hield. Waarom komt zo'n feit pas vijftig jaar nadien naar buiten? Alleen omdat het wettelijk verbod op openbaarheid afliep. Wie zou zo'n vadertje nu willen hebben?
Vóór de jaren zestig was de overheid sowieso een voor de gewone man gesloten bastion. 'Het volk' was niet anders gewend dan dat er over zijn hoofd geregeerd werd en volgde gedwee wat er in Den Haag werd uitgedacht en uitgevaardigd. Tegen de kleine groep die niet alles pikte of de barricade op ging werd met harde hand opgetreden. In de jaren dertig mochten ambtenaren geen lid zijn van linkse organisties. Tijdens de Koude Oorlog in de jaren vijftig werden linkse mensen, onder wie veel verzetstrijders die onze vrijheid hadden bevochten, opnieuw geweerd uit overheidsfuncties en door de veiligheidsdienst achtervolgd. Opeens werden ze als bedreigers van diezelfde vrijheid gezien. Wie had dat bedacht? Een handjevol mensen dat aan de touwtjes trok en van wie een aantal verre van brandschone handen had overgehouden aan de oorlog. Premier De Quay, het hoofd van de BVD Einthoven en nog zo wat lieden.
De onbetrouwbare overheid kent een lange traditie. Was het vroeger een uitvloeisel van doorgeschoten paternalisme, tegenwoordig is het een product van doorgeschoten individualisme en ongebreidelde eigendunk. Politici zien het mandaat van de kiezer als een baan, een carrièrepad om hoger op te komen en dan met name via de partij waarvan ze al op vroege leeftijd al dan niet strategisch lid zijn geworden. 
Toen ik een bekend Eerste-Kamerlid, Margriet Meindertsma van de PvdA - zij had toegezien op het totstandkomen van het kritische rapport over de eerder genoemde woningbouwvereniging – vroeg om de door haar geconstateerde misstanden toe te lichten op de ledenvergadering van deze woningbouwvereniging, zei zij: 'Daar begin ik niet aan, dat kan mijn reputatie schaden.' Eigen zaak gaat voor de publieke zaak, daar zijn onder de gekozen volksvertegenwoordigers heel wat voorbeelden van te vinden.
Terwijl maar een heel klein deel van de kiezers lid is van een politieke partij, bepalen de partijen wel in hoge mate welke persoon hoe, wanneer en waar op welke bestuursplek komt. In Den Haag, de provincie en de gemeente, tot de burgemeestersposten aan toe. Wie hard werkt en vooral braaf meeloopt, wordt beloond met een vooraanstaande publieke functie. Wie uit het gelid loopt, komt er niet meer aan te pas. Een VVD-gedeputeerde van Noord-Holland beet eens een wethouder in Amstelveen, notabene partijgenoot, toe toen deze dwars lag bij een infrastructurele kwestie: 'Als jij nog verder wilt komen in de VVD, zul je uit een ander vaatje moeten tappen.'
Dit niet-gekozen systeem van partijkeurslijf en clientelisme domineert niet alleen overheden en vertegenwoordigende lichamen, maar ook semipublieke sectoren als die van de woningcorporaties, zorginstellingen en onderwijsorganisaties. Toen ik een poging ondernam om toezichthouder te worden bij een andere woningcorporatie, vertelde een ingewijde mij: 'Je kunt wel reageren op die advertentie, maar die is alleen pro forma in de krant gezet. Intern hebben ze die post allang ingevuld. En een toezichthouder zoals jij die durft in te grijpen, daar zitten ze helemaal niet op te wachten.'
Als er een commissie moet worden ingesteld om in deze sectoren een misstand te onderzoeken, staan bevriende adviesbureaus en oud-politici te trappelen om voor hoge uurtarieven aan de slag te gaan. Dat het onderzoeksresultaat omgekeerd evenredig is met de beloning, is eerder regel dan uitzondering. Zeker is wel dat de overheid altijd betaalt en niets geeft makkelijker uit dan geld dat niet van jou is. Wat te denken van de tientallen miljarden aan mislukte ICT-projecten bij de overheid waarvoor geen kop heeft hoeven rollen? Of de voortslepende woekerpolisaffaire van ongeveer dezelfde geldelijke omvang die maar niet wordt opgelost omdat de verwevenheid tussen politiek en financiële wereld te innig is?
Het spreekt haast vanzelf dat van zelfreiniging bij de overheid dan weinig terecht komt.

(wordt vervolgd)

Waarom ik niet meer stem (3)

Een tweede voorbeeld van kennismaking met de onbetrouwbare overheid betrof mijn toezichthouderschap bij een woningbouwvereniging, eveneens in de kop van Noord-Holland. Als nieuw aangetreden raad van toezicht stuitten wij spoedig op sporen van jarenlang wanbeleid, misleiding van leden en grootschalige geldverkwanselarij. Om orde op zaken te stellen vroegen wij steun van de minister voor het schorsen van het bestuur. Die is immers eindverantwoordelijk voor het functioneren van het woningcorporatiebestel en als toezichthouder ben je dus in feite zijn/haar verlengstuk.
De steun van het ministerie van VROM, later Binnenlandse Zaken, was er alleen op papier. Toen wij door een frauderend bestuur voor de rechter werden gesleept, gaf het ministerie niet meer thuis. Sterker nog, het liet toe dat het bestuur van de woningbouwvereniging een kritisch rapport over zijn eigen functioneren onder de pet hield zodat de leden daar geen kennis van konden nemen. Daarmee werd verhinderd dat de vereniging kon worden gecontroleerd. Mijn sterke vermoeden, gestut door verschillende aanwijzingen, is dat ook dit doofpotcircus werd geïnitieerd door een politieke partijlobby, ditmaal van CDA-huize.
Voorts moesten wij als oud-raad van toezicht zonder hulp van de overheid rechtszaken voeren om gemaakte kosten en uren betaald te krijgen. Nog steeds zijn wij meer dan 20.000 euro aan gemaakte advocaatkosten achterop, ook al hebben we alle rechtszaken gewonnen. En nog steeds weigert het ministerie een hand uit te steken. Er is mij zelfs medegedeeld dat correspondentie van mij niet meer in behandeling wordt genomen.
Ik sprak in dit verband verschillende topambtenaren die mij vertelden: 'Eén ding moet u weten, de minister zit er niet voor u.' Wacht even, dacht ik. Minister betekent in het Latijn 'dienaar', in dit geval dus een dienaar van de publieke zaak. En daarmee ook van mensen die zich inzetten voor diezelfde publieke zaak. Dus die zit er niet voor mij, niet voor de burger, niet voor de kiezer.
Ik zie mijn persoonlijke ervaringen met de onbetrouwbare overheid ook elders bevestigd, zoals bij de aardbevingsschade in Groningen, de onstuitbare groei van Schiphol en het weggewoven onderzoek naar onze steun aan de inval in Irak. Als er wat grondig fout zit wordt er een parlementaire enquête gehouden. De enquêtes vliegen ons om de oren, maar de rapporten die daaruit voortvloeien gaan in diepe lades en de misstanden houden aan of beginnen opnieuw. Immers, de commissieleden zwemmen in dezelfde vijver als die van de personen wier werk zij moeten onderzoeken. Ik schreef al eens dat de overheid een reinigend vermogen heeft van een onthaarde pleeborstel. Clientelisme wint, brokkenmakers en fraudeurs gaan vrijuit en klokkenluiders zijn de klos. Dat beeld krijg ik, en met mij steeds meer anderen, niet meer van het netvlies.

(wordt vervolgd)


Waarom ik niet meer stem (2)

De onbetrouwbare overheid is een van de redenen waarom ik als stemmer afhaak. Ik spreek op dit punt niemand na, maar geheel uit eigen ervaring. Verschillende keren heb ik in directe zin kennisgemaakt met bestuurders die volledig lak hadden aan de burger en aan de publieke zaak .
De eerste keer was tussen 2006 en 2010. Ik was toen initiatiefnemer en woordvoerder van het Wierings Beraad, een coalitie van burgers en belangengroepen die zich verzette tegen het Wieringerrandmeer. Dit megalomane gebiedsontwikkelingsplan, waarin overheid en private ondernemingen samen optrokken, was gesitueerd in de kop van Noord-Holland. In het mooie stille buitengebied moesten duizenden vuttervilla's verrijzen om 'robuuste natuur' te financieren.

Het was het speeltje van VVD'er Ton Hooijmaijers. Deze inmiddels voor corruptie veroordeelde oud-gedeputeerde - de eerste bestuurder in Nederland die wegens omkoping 2,5 jaar moet zitten – had zich verzekerd van de steun van VVD, PvdA en CDA. Het was een 'schoolvoorbeeld van publiek-private samenwerking', kwijlden bestuurders en volksvertegenwoordigers elkaar na. Ze vergaten erbij te zeggen dat grote bedrijven als Volker Wessels en Boskalis wat graag meededen omdat de overheid alle risico's droeg. Zoals elk gebiedsontwikkelingsproject gold ook hier de top-downformule. Inspraak door burgers en belanghebbenden werd mondjesmaat toegestaan maar nooit serieus genomen. Als er al draagvlak voor het plan was, kalfde dat snel af. 
Verschillende keren heb ik gefundeerde kritiek op het plan geleverd tijdens vergaderingen van gemeenteraad en Provinciale Staten. Geen enkele keer kreeg ik een reactie laat staan weerwoord van de statenleden die het plan steunden. Alsof ik als kritisch burger helemaal niet bestond. De volksvertegenwoordigers die het plan steunden hielden de kaken, die bij de meesten rood aanliepen van schaamte, stijf op elkaar. Ook de gedeputeerde zelf, die zijn eigen plan maar mondjesmaat kende, durfde niet met mij in debat. Hoezo rekenschap geven als volksvertegenwoordiger?

Het werd nog erger. Toen wij als actiecoalitie op eigen kosten een alternatief plan hadden ontwikkeld dat wèl draagvlak had, werd dat op een onheuse en ongefundeerde wijze afgeserveerd door de stuurgroep onder leiding van Jan van Zijl (PvdA), voorzitter van toen nog de HBO-raad die als bijbanenverzamelaar dit goedbetaalde klusje er wat graag naast deed. Liever vuige spelletjes, in naam van de overheid, dan open discussie.
Het officiële plan, dat in geen enkel stadium financieel haalbaar was, doorstond logischerwijs de tijd niet en werd in 2010 afgeblazen. De provincie sprak van economische tegenwind, maar kenners wisten wel beter. Dat de private partijen op de valreep nog veertien miljoen meekregen – een cadeautje waar de stuurgroepvoorzitter zich persoonlijk hard voor maakte – gaf nog eens aan hoe losgezongen bestuurders en volksvertegenwoordigers waren van de publieke zaak en hoe makkelijk zij omsprongen met maatschappelijk kapitaal. De randstedelijke rekenkamer zei later over dit douceurtje: 'Als de provincie even had dooronderhandeld, was zij niets verschuldigd geweest.'

Het debacle verhinderde de betrokken bestuurders en statenleden overigens niet om na de verkiezingen gewoon weer hun plaatsen in te nemen. Een goed ingevoerde journalist wist mij te vertellen dat van een aantal van hen het dossier was 'zoekgeraakt'. Wel zo makkelijk, als je je baantje niet wilt verliezen. Dit bericht is overigens nooit in de pers gekomen.

De voorzitter van de commissie die onderzoek deed naar de verdorven bestuurscultuur in Noord-Holland, prof. dr. Hans van den Heuvel, zei later in een interview: 'Wat ik hier aantrof, kan ik voor elke provincie uittekenen.' Ik bedacht me: we zijn geen haar beter dan pakweg een land als Italië waar de corruptie in bijna elke straat is geasfalteerd.

N.B. Binnenkort deel 3 - De onbetrouwbare overheid, vb. 2

Waarom ik niet meer stem (1)

Ik ben van 1955. Ik groeide op in een tijd van verhoogd politiek bewustzijn dat ontlook in de jaren zestig. Mijn moeder volgde in het stemhokje niet meer mijn vader en verruilde de VVD voor de rebelse Van Mierlo met zijn D'66. Op het lyceum, waar ik als brugpieper mijn ogen de kost gaf, probeerde een aantal leraren de Parijse studentenrevolutie van 1968 een vervolg te geven. Toen ik in 1973 ging studeren, trad het kabinet-Den Uyl aan. De enige links georiënteerde regering maakte overal de tongen los. Links en rechts, bij jong en oud. Je had het gevoel dat politiek ertoe deed, dat het ergens over ging en dat er wat te kiezen viel. Ik las twee kranten per dag plus een paar opiniebladen en verslond de grote interviews met ministers en Kamerleden. Na de monsteroverwinning van Den Uyl kwam het rechtse kabinet Van Agt-Wiegel. Ook dat bracht links en rechts verhitte discussies teweeg. 'Het zijn weer tijden om je te abonneren op Vrij Nederland,' adverteerde het progressieve opinieblad.
Stemmen deed ik ook. Met overgave. In mijn geval was dat zo  links mogelijk, want volgens mij was er nog een wereld te winnen als het ging om eerlijk delen, meer inspraak, een beter milieu en minder uitbuiting en oorlog. In 1970 was de verplichte opkomst afgeschaft, maar nog steeds beschouwde ik stemmen als een democratische kans die je niet mocht laten liggen. Destijds was de tijdgeest dat wie niet stemde, eigenlijk geen recht van spreken in het politieke debat.
Nu, bijna een halve eeuw verder, behoor ik zelf tot een groeiende groep mensen die binnenkort niet naar het stemhokje gaat. Hoe is dat zo gekomen? Waarom ben ik afgehaakt? Heeft het met ontwikkelingen in mijzelf te maken? Of zijn het de ontwikkelingen in de politiek die mij op fundamenteel andere gedachten hebben gebracht?
Ik ben erachter gekomen dat ook ik tot de teleurgestelde burgers behoor, zonder dat ik enige affiniteit voel met de boze landgenoten die zich op uiterst en grotendeels zeer bedenkelijk rechts groeperen. En ook voor mij is het vooral de onbetrouwbaarheid van een elite, te weten die van het overheidsbestuur, die mijn geloof in de politiek mede heeft ondergraven. En niet alleen dat van mij. Het vertrouwen in de politiek en zijn bestuurders is sinds het eind van de vorige eeuw gekelderd naar een historisch dieptepunt. Dat geringe vertrouwen kan niet los worden gezien van het falen van ons huidige parlementaire stelsel. Ook daarover straks meer.