De wonderlijke rechtswereld in Alkmaar (4)

Hoe de Rechtbank Alkmaar een verzoek van de oud-RvT van Beter Wonen om nader pleidooi niet inwilligt en daarmee de rechtsgang belemmert.

Na het tussenvonnis van 13 juli 2011 (zie dl.3), waarbij de oud-raad van toezicht grotendeels in het ongelijk is gesteld, ontspint zich een juridisch steekspel over het vervolg. Uiteindelijk dient zich een mogelijkheid aan voor nader pleidooi, ook omdat belangrijke nieuwe feiten aan het licht zijn getreden die een geheel ander licht werpen op de rechterlijke overwegingen bij het tussenvonnis en daarmee ook op het tussenvonnis zelf. 

Het betreft namelijk de Algemene Ledenvergadering van 18 december 2009, door de rechter als breekpunt beschouwd in de redelijke taakuitoefening door de oud-RvT. De oud-RvT zou de wens van de ALV tot mediation met het bestuur in de wind hebben geslagen. 
Nieuwe feiten tonen aan dat er helemaal geen voorstel tot mediation in de ALV is geweest, laat staan als wens geformuleerd of als voorstel aangenomen. Er is dus sprake van geknoei met notulen door het bestuur, ofte wel valsheid in geschrifte

De rechtbank wijst het verzoek tot nader pleidooi af en wijst op 8 februari 2012 eindvonnis. 

Analyse
1. In een uitgebreid verzoek legt de advocaat van de oud-RvT aan de rechtbank voor waarom hij nader pleidooi ten gunste van de oud-RvT wenst. De ALV van 18 december is namelijk de belangrijkste grondslag voor het tussenvonnis. Omdat de oud-RvT inmiddels kan aantonen dat van een voorstel/wens tot mediation op de ALV geen sprake was (en de rechtbank in dezen dus is misleid, bl) moet dit eerst tot de bodem worden uitgezocht alvorens definitief vonnis te wijzen. De rechtbank laat mondeling via de griffie weten dat zij het verzoek niet inwilligt, o.a. omdat partijen al voldoende gelegenheid is geboden om het woord te voeren. 
Conclusie: De rechtbank wijst het verzoek mondeling af en niet schriftelijk. Er bestaat dus geen officieel document, waarop de rechtbank kan worden aangesproken omtrent deze beslissing. 

2. De gang van zaken rond de bewuste ALV van 18 december is niet of nauwelijks aan de orde geweest in de zitting, evenmin als de redelijkheid/onredelijkheid van het optreden van de oud-RvT daaromtrent.
Conclusie: de rechtbank meent dat de oud-RvT al voldoende haar standpunt heeft kunnen toelichten, ook over een onderwerp waarover in de zitting niet uitvoerig is gedelibereerd. En dat terwijl het wel en wee rond de bewuste ALV cruciaal is voor het vonnis. 

3. Mag de rechtbank eigenlijk wel nader pleidooi weigeren? De Hoge Raad schrijft een uitspraak (zie download) over dit onderwerp:

2.4 Een niet-tijdig gedaan verzoek om pleidooi kan echter worden ingewilligd indien naar behoren wordt gemotiveerd waarom het verzoek alsnog wordt gedaan. (art. 2.9.4 Richtlijnen voor de toepassing van het Landelijk procesreglement).    

3.3.2 (.)
Ook (dus niet alleen! bl) in hoger beroep geldt
- dat partijen in beginsel het recht hebben hun standpunten bij pleidooi toe te lichten;
- dat een verzoek om de zaak te mogen bepleiten slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal mogen worden afgewezen;
- dat daartoe noodzakelijk is dat van de zijde van de wederpartij tegen toewijzing van het verzoek klemmende redenen worden aangevoerd of dat toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde;
- dat de rechter in elk van deze beide gevallen zijn redenen voor afwijzing van het verzoek uitdrukkelijk zal moeten vermelden en zijn beslissing daaromtrent deugdelijk zal moeten motiveren, en
- dat het bepaalde in het rolreglement niet kan afdoen aan het in de wet vastgelegde recht op pleidooi en evenmin kan rechtvaardigen dat een andere maatstaf wordt gehanteerd voor de beoordeling van een verzoek om de zaak te mogen bepleiten dan hiervoor als juist is aanvaard;


3.4 Nu het hof ambtshalve het verzoek van  ... heeft afgewezen om de zaak te mogen bepleiten, kon zijn beslissing slechts zijn gebaseerd op de grond dat toewijzing van het verzoek (om nader pleidooi, bl) strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde. 
Ook als het oordeel van het hof aldus moet worden verstaan dat art. 2.9 van (de Richtlijnen voor de toepassing van) het Landelijk procesreglement deze eisen inkleurt, heeft het hof van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven. Klaarblijkelijk heeft het hof deze bepaling dan aldus uitgelegd dat zij meebrengt dat, indien de zaak na het wisselen van de memories op de rol is geplaatst voor partijberaad, de partij die verlangt in de gelegenheid te worden gesteld de zaak te bepleiten zulks aanstonds te kennen geeft, ook als de wederpartij een akteverzoek doet voor het in het geding brengen van stukken, en dat een verzoek om pleidooi dat nadien is gedaan, slechts voor inwilliging in aanmerking komt indien het ("naar behoren") is gemotiveerd. Mede gelet op het grote belang dat partijen desverlangd gelegenheid wordt geboden voor pleidooien, is echter geen ander oordeel mogelijk dan dat de eisen van een goede procesorde niet meebrengen of rechtvaardigen dat een verzoek om de zaak te mogen bepleiten van de hand wordt gewezen op de enkele grond dat reeds een aktewisseling heeft plaatsgevonden nadat de zaak naar de rol is verwezen voor partijberaad. Er is onder deze omstandigheden ook geen plaats voor het stellen van bijzondere motiveringseisen aan het verzoek toegelaten te worden tot pleidooi.




Conclusie: slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag een rechtbank een verzoek tot nader pleidooi weigeren. En als zij dat doet, moet dat zij dat uitdrukkelijk vermelden èn bovendien deugdelijk motiveren. Beide heeft de rechtbank verzuimd. Of was deze zaak een zeer uitzonderlijk geval? De Rechtbank Alkmaar belemmert dus de oud-RvT in haar rechtsgang! N.B. Helaas is niet te achterhalen wie bij de rechtbank deze beslissing heeft genomen.

4. De oud-RvT motiveert haar verzoek tot nader pleidooi juist wel deugdelijk. Er is sprake van valsheid in geschrifte en dus misleiding van de rechtbank. Laat de hele kwestie van de omstreden ALV maar eens open bloot op tafel komen. Maar ook daar gaat de rechtbank ongemotiveerd aan voorbij.
Conclusie: zelfs zwaarwegende nieuwe feiten vindt de rechtbank niet belangrijk genoeg voor het toestaan van nader pleidooi. Een uiterst merkwaardige manoeuvre van de Rechtbank Alkmaar wederom.

*             *            *

Het eindvonnis in februari 2012 verschilt niet van het tussenvonnis. De oud-RvT wordt veroordeeld tot het betalen van het grootste deel van de door haar gemaakte kosten en krijgt slechts een fractie van de gevraagde urenvergoeding.
Gelukkig wordt twee jaar later dit vonnis vernietigd, als de oud-RvT in beroep gaat bij het hof in Amsterdam. (zie Oud-RvT verslaat bestuur Beter Wonen)
Kern van het arrest:

• De RvT heeft een eigen verantwoordelijkheid bij de vervulling van haar taak.
• Van een evident onzorgvuldige en onbehoorlijke taakvervulling door de RvT is het hof niets gebleken.
• Het standpunt van Beter Wonen dat € 616,- p.p. is aan te merken als redelijke jaarvergoeding, deelt het hof – 'reeds vanwege de geringe omvang van het bedrag' – niet.

Conclusie: een rechtbank velt doorgaans een oordeel dat in hoger beroep grote kans maakt om stand te houden. In dit geval is het oordeel van de Rechtbank Alkmaar vernietigend vernietigd (zie elders op deze site). 

En het zal niet de eerste keer blijken dat een vonnis in deze kwestie zo faliekant van tafel wordt geveegd,. Lees daarover in een volgende aflevering van ’De wonderlijke rechtswereld in Alkmaar’. 

N.B. Zowel het tussenvonnis als het eindvonnis is niet gepubliceerd op uitspraken.rechtspraak.nl. Toevallig of niet?




Geen opmerkingen:

Een reactie posten