Waarom ik niet meer stem (1)

Ik ben van 1955. Ik groeide op in een tijd van verhoogd politiek bewustzijn dat ontlook in de jaren zestig. Mijn moeder volgde in het stemhokje niet meer mijn vader en verruilde de VVD voor de rebelse Van Mierlo met zijn D'66. Op het lyceum, waar ik als brugpieper mijn ogen de kost gaf, probeerde een aantal leraren de Parijse studentenrevolutie van 1968 een vervolg te geven. Toen ik in 1973 ging studeren, trad het kabinet-Den Uyl aan. De enige links georiĆ«nteerde regering maakte overal de tongen los. Links en rechts, bij jong en oud. Je had het gevoel dat politiek ertoe deed, dat het ergens over ging en dat er wat te kiezen viel. Ik las twee kranten per dag plus een paar opiniebladen en verslond de grote interviews met ministers en Kamerleden. Na de monsteroverwinning van Den Uyl kwam het rechtse kabinet Van Agt-Wiegel. Ook dat bracht links en rechts verhitte discussies teweeg. 'Het zijn weer tijden om je te abonneren op Vrij Nederland,' adverteerde het progressieve opinieblad.
Stemmen deed ik ook. Met overgave. In mijn geval was dat zo  links mogelijk, want volgens mij was er nog een wereld te winnen als het ging om eerlijk delen, meer inspraak, een beter milieu en minder uitbuiting en oorlog. In 1970 was de verplichte opkomst afgeschaft, maar nog steeds beschouwde ik stemmen als een democratische kans die je niet mocht laten liggen. Destijds was de tijdgeest dat wie niet stemde, eigenlijk geen recht van spreken in het politieke debat.
Nu, bijna een halve eeuw verder, behoor ik zelf tot een groeiende groep mensen die binnenkort niet naar het stemhokje gaat. Hoe is dat zo gekomen? Waarom ben ik afgehaakt? Heeft het met ontwikkelingen in mijzelf te maken? Of zijn het de ontwikkelingen in de politiek die mij op fundamenteel andere gedachten hebben gebracht?
Ik ben erachter gekomen dat ook ik tot de teleurgestelde burgers behoor, zonder dat ik enige affiniteit voel met de boze landgenoten die zich op uiterst en grotendeels zeer bedenkelijk rechts groeperen. En ook voor mij is het vooral de onbetrouwbaarheid van een elite, te weten die van het overheidsbestuur, die mijn geloof in de politiek mede heeft ondergraven. En niet alleen dat van mij. Het vertrouwen in de politiek en zijn bestuurders is sinds het eind van de vorige eeuw gekelderd naar een historisch dieptepunt. Dat geringe vertrouwen kan niet los worden gezien van het falen van ons huidige parlementaire stelsel. Ook daarover straks meer.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten