Morbida Sunrise

(inzending voor Opiumverhalenwedstrijd 2012, 'net niet' gewonnen??)

Met zijn rechterhand heeft hij de linkerpols omklemd. De duim drukt op de slagader. Twaalf, dertien... zeventien... Hij is de tel kwijt. Gek. Dat gebeurt hem nooit. Hij wil opnieuw beginnen. Maar eerst moet hij het zweet van zijn voorhoofd wissen. 
Ligt het aan mij of brandt de namiddagzon echt zo heftig? Wat is het verschil tussen zomerzweet en angstzweet?
Met opgetrokken benen zit hij op de brede tegelrand die rond het zwembad loopt. Zijn borst is tegen de knieƫn gedrukt. Hij voelt de hartslag door zijn benen slaan. Het ritme gaat snel, sneller dan hem lief is.
Heb ik vandaag m’n pillen genomen? Betablokkers, cholesterolremmers, bloeddrukverlagers, god weet wat er allemaal in die cocktail zit. Morbida Sunrise, elke dag weer komt de chemozon op.
Levensredders schijnen het te zijn. Hij moet toegeven, tot nu toe heeft hij het gered. Vierenzestig jaar lang, inclusief twee echtscheidingen, een korte en een langere depressie, een burn-out en een ernstig auto-ongeluk dat wonderwel goed afliep. Stuk voor stuk donkere boeken die zich maar niet laten sluiten. Wegleggen, als dat zou kunnen, dat zou mooi zijn.
En de zegeningen dan? Waarom tel ik die niet?
Hij kijkt naar de bungalow met het kolossale terras, de diepe bostuin die het zicht op de buren ontneemt, de tomatenkas waar de groene planten volop vrucht dragen, alles heeft hij eigenhandig bij elkaar verdiend. Niet slecht voor een plattelandsjongen die de crisisjaren doorliep en daarna de Mulo, de HBS en de universiteit. En hij had Eva, niet te vergeten. Zonder Eva was hij verloren. Twintig jaar jonger, zijn levenselixer, zijn amulet.
Zij drukte hem tegen zich aan toen hij vanmiddag uit het ziekenhuis kwam. Hij had zijn hoofd tegen haar schouder gelegd, bijna fluisterend verteld hoe Hans gekneveld lag in slangen met zakjes, de arm traag omhoog stekend in een poging tot groeten, met de onrustige ogen van een zwaargewond dier. Amper een jaar ouder dan hij en nu al te grazen genomen.
Het zal mij niet gebeuren, zei hij tegen haar. Al kon ze nooit raden hoeveel moeite hij daarvoor moest doen. Gelukkig wist hij verdomd goed wat dat betekende, redden. Hoeveel levens heb ik niet op de divan gehad? Honderden? Duizend misschien? Allemaal gered. Dan heb je recht van spreken.
Dadelijk zal Eva hem een campari brengen en zullen ze plannen maken voor een lange vakantie. De bergen in, frisse lucht. Hij ademt diep in. Boven hem hipt een gaai onrustig van tak naar tak. Kunnen vogels ook een bonkend hart hebben? Net als mensen kunnen ze zomaar dood vallen. In paniek, had hij gelezen.
Allemachtig, wat is het benauwd vandaag. Hij wordt er duizelig van. Zijn linkerarm zoekt steun op de tegels. Waar blijft die campari? Eerst twintig baantjes.
Hij wil zich in het water laten zakken om af te koelen. Maar hij glijdt al. Het gaat vanzelf. Aangenaam licht voelt het.
Eva, hoor je? Twintig baantjes. Oppassen dat ik niet de tel kwijtraak. Ik red me heus wel. Eva, Eva...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten